Gepubliceerd op

Interconnectie van ISP's

Het was Belnet, het Belgische netwerk voor onderzoek en onderwijs, dat in België het eerste interconnectieknooppunt opzette. Het internet stond toen nog in zijn kinderschoenen. De kosten van internationale verbindingen liepen zeer hoog op: aangezien de Internet Service Providers (ISP's) buitenlandse bedrijven waren, diende het dataverkeer immers via het buitenland te verlopen om vervolgens naar België terug te keren. "Dit had een dubbel effect", herinnert Pierre Bruyère zich, die jarenlang directeur van Belnet was. "Ten eerste was dit duur, omdat de internationale bandbreedte werd gebruikt terwijl het dataverkeer in België bleef. Bovendien zorgde de hoge kosten ervoor dat de internationale bandbreedtes niet erg omvangrijk waren en internationale verbindingen dus snel verzadigd raakten met dataverkeer dat louter Belgisch was."

Vandaar dat Belnet in 1995 het initiatief nam om BNIX op te richten, het Belgische internetknooppunt. Tot dan toe waren de internetverbindingen het voorwerp van bilaterale akkoorden die de ene operator met de andere afsloot. Dit vormde uiteraard geen probleem wanneer er slechts drie operatoren waren, dan volstonden immers drie lijnen. Maar met tien operatoren zouden er honderden interconnecties nodig geweest zijn. "Het was toen dat de toenmalige ISP's zich tot Belnet wendden, als neutrale overheidsorganisatie zonder winstbejag en internetpionier in ons land, om de eerste BNIX of Belgian National Internet Exchange te ontwikkelen. Het idee ontstond vanzelf en hoewel het niet 100% strookte met de basismissie van Belnet, was het zowel voor Belnet als voor de samenleving als geheel interessant, omdat dit toeliet de kosten van internetverbindingen voor iedereen te verlagen", verduidelijkt Pierre Bruyère.

Beproefde technologie

In de praktijk steunde de interconnectie tussen de ISP's op een relatief eenvoudige technologie, namelijk op routers die op de backbone van Belnet waren geïnstalleerd. "Bij de start hebben we trouwens een oude router hergebruikt die op onze backbone was geïnstalleerd en hebben we deze in een van onze zalen geplaatst om aldus de eerste ISP's met elkaar te verbinden", herinnert Pierre Bruyère zich. Het ging meer bepaald om een oude router van het type Cisco AGS+ met een maximale bandbreedte van 20 (!) Mbit/s. Deze router had acht poorten, wat het aantal deelnemers beperkte.

Op dat moment waren er nog maar enkele commerciële websites. Google, Facebook en Twitter bestonden nog niet. Het ging vooral om informatieve websites omdat een groot deel van het web gevormd werd door de universiteiten.

Commercieel luik

Waar BNIX in eerste instantie gratis opereerde en iedereen voor zijn eigen aansluiting op BNIX betaalde, werd geleidelijk aan een commercieel model ontwikkeld om de werking rendabel te maken. "De opzet was om genoeg geld te genereren voor de aankoop van apparatuur en het aanwerven van personeel om BNIX te laten functioneren en verder te ontwikkelen", vervolgt Pierre Bruyère. Hij wijst er ook op dat er aanvankelijk slechts 6 participanten waren, tegenover 58 vandaag.

Al zeer snel nam het aantal BNIX-gebruikers toe en raakten verschillende grote spelers, waaronder Belgacom (nu Proximus), geïnteresseerd in het project. In die mate zelfs dat in 1996 alle poorten bezet waren en nieuwe aanvragen moesten worden geweigerd in afwachting van een upgrade naar de ethernetswitch van het type 3Com met 32 poorten en een bandbreedte van 100 Mbit/s per poort.

Vanaf dat moment is het serviceaanbod professioneler geworden, maar "we wilden absoluut vermijden dat BNIX zich alleen zou richten op de grote klanten die toch al een grote internationale capaciteit hebben en op verschillende locaties kunnen interconnecteren. Voor de kleinere spelers was de aanwezigheid op BNIX een manier om dichter bij hun gebruikersgemeenschap te komen", gaat Pierre Bruyère verder met zijn analyse.

En hij haalt een anekdote aan die verband houdt met de gebeurtenissen van 11 september in New York. "We ontdekten toen dat er iets aan de hand was door de storingen op het internet. Eerst dachten we dat het BNIX was dat met een probleem kampte. Toen we de oorzaken van het probleem onderzochten, beseften we dat het de verbindingen met de Verenigde Staten waren die werden verstoord. Het was immers een Amerikaanse IX, die onder de torens van het World Trade Center was geïnstalleerd, die was uitgevallen, wat een impact had op het volledige internet over de hele wereld, en dus ook op België. Toen we kort daarna naar het nieuws keken, zagen we de eerste beelden op CNN waaruit bleek dat de torens van het World Trade Center helaas waren aangevallen."

Evolutie

In de afgelopen jaren hebben de IX's zichzelf moeten heruitvinden omwille van een sterke daling van de transitprijzen. De reden om verbonden te zijn met een IX in België blijft de lokale verankering, waardoor de Belgische spelers met elkaar een verbinding kunnen maken en lokaal toegang hebben tot de grote internationale contentproviders. "Het idee is om zo open mogelijk en zo toegankelijk mogelijk te zijn voor de Belgische partners", vat Pierre Bruyère samen.

BNIX zet ook in op de verdere professionalisering van zijn diensten. "Anders dan 25 jaar geleden accepteert niemand vandaag nog internetonderbrekingen van meerdere uren", merkt Pierre Bruyère op. Daarom streeft BNIX naar 100% beschikbaarheid. "Uiteraard moeten we de technologische ontwikkelingen bijhouden, zodat we de participanten de beste service kunnen bieden."

En morgen?

Vandaag kan BNIX zeer hoge datasnelheden aan en heeft het zelfs een piek van 423 Gbit/s gekend tijdens de lockdown. Om dergelijke stromen aan te kunnen, blijft BNIX zwaar investeren in technologie en bereidt het zich voor om zijn platform verder uit te breiden in het kader van een nieuw businessmodel. "Ons huidige platform is operationeel sinds 2016 en heeft nog voldoende capaciteit, maar we blijven proactief en kijken verder vooruit, want we weten dat de datastromen de komende jaren nog verder zullen toenemen", besluit Pierre Bruyère.

Vond u dit nieuws interessant?

Copyright © 2024 BNIX - Disclaimer - AUP